‘k Zie graag de vrouwen … maar ‘k zal niet trouwen
Michel De Cock – alias van Michel Van Schalkwijk (1876-1961) – was één van die succesrijke Nederlandse componist-uitgevers waarvan onze marktzangers gretig de melodieën gebruikten om hun eigen teksten populair te maken.
De Cock was bekend van liederen als “Moederweelde”, “Kindersmart”, “Moeder, ik kan je niet missen“, “Jantje’s vuile vingers” en andere. Volgens sommigen schreef hij vele van die liederen niet zelf: hij kocht ze van de geldbehoevende auteurs en zette ze op zijn naam, een praktijk die naar het schijnt schering en inslag was bij de muziekuitgevers. De eventuele “auteursrechten” gingen in dergelijke gevallen dus helemaal niet naar de echte auteurs maar naar de fortuinlijke uitgevers met een goede neus voor toffe liedjes.
Over De Cock weet Jacques Klöters nog te vertellen in zijn boek “Zo de ouden zongen”:
“Van Michel de Cock werd verteld dat hij regelmatig slagersknechten bij hem thuis liet komen en met hen een nieuw lied instudeerde dat ze dan tegen betaling de hele dag op hun bestelfiets floten . Een vroege manier van pluggen.”
Het lied “Annemieke, m’n honingbieke” stond ook op naam van Michel De Cock al was het ook op menig liedblad van markt- of bedelzangers te vinden zonder vermelding van de auteur. Het blijft ons vooralsnog een raadsel welke versie er eerst was. Hieronder alvast zo’n liedblad.
Hetzelfde lied stond ook op het repertoire van Emile Van Cauter (1899-1948) uit Aalst, bijgenaamd “Poverken” en een andere auteur maakte een geheel ander lied over een Annemie-honingbie:
Tamboer beperkte zich tot het lenen van de melodie van De Cock – auteursrechten heeft de man bij ons weten nooit betaald – en verzon er een geheel eigen “kluchtige” tekst op.
Hij vertolkt in dit lied de gedachten van een verstokte vrijgezel van dertig jaar die helemaal niet gehaast is om zich voor de rest van zijn leven te binden aan één vrouw. Uit de tweede strofe begrijpen we dat een “one night stand” maar dan in bewoordingen van 100 jaar geleden meer zijn stijl is en in de derde strofe herkennen we een typische Tamboer-zinsnede: “Ik heb van geen enkel meisje schrik, maar zwijg me van een wijf!” en helemaal op het eind komt de mokerslag: “Een vrouwe die haar man bedriegt die vindt men overal.” ’t Moet zijn dat Tamboers’ liedblaadjes vooral met de portemonnaie van de heren werd betaald…
‘k Zie graag de vrouwen … maar ‘k zal niet trouwen
Ik woon in ’t midden van het woud
met moeder steeds te gaar.
Ik ben nog jong en niet getrouwd
maar toch reeds dertig jaar.
Veel mensen zeggen toch: “Toe, kom,
die loopt maar in de weg.”
Dat vind ik inderdaad te dom,
want luistert wat ik zeg:
REFREIN:
‘k Zie graag de vrouwen
maar ‘k zal niet trouwen
zolang de spiegel voor mijn ogen schijnt.
‘k Zie graag de vrouwen
die van mij houwen
maar ‘k zal niet trouwen
zolang er vogels zijn.
Ik schiet het wild dat komt rond mij,
dat weet men ’t allenkant,
en vang ik er een vogel bij,
dat vind ik heel plezant.
Ik hou het beestje soms als ’t past
al is ’t maar voor een klucht
somtijds maar een paar uurtjes vast,
dan krijgt het vrije vlucht.
Nu dat je weet waarom dat ik
zolange jonkman blijf:
‘k heb van geen enkel meisje schrik,
maar zwijg mij van een wijf!
Een meisje dat in ’t wilde vliegt,
dat is mijn ideaal;
een vrouwe die haar man bedriegt
die vind je overal!
Partituur * ‘k Zie graag de vrouwen … * | |
1. instrumentaal
|