Dat mijn lief geen soldaatje moest worden
Tamboer (Lionel Bauwens) trad voor en na de tweede wereldoorlog op samen met zijn dochter en zijn zoon. Dochterlief Marie kon niet alleen goed zingen, er werden ook meer liedblaadjes verkocht als een leuke jongedame ze aanbood. Zoon Willem speelde een beetje slagwerk en nam na het pensioen van vader zijn marktkramers-activiteiten met veel zwier over. Helaas niet de zangcarrière.
Soms schreef Tamboer liedjes vanuit het standpunt van een meisje en die konden dan enkel door Marie gezongen worden.
Zo ook “Dat mijn lief geen soldaatje moest worden” – volks taalgebruik, “dat” staat voor “als” – waarbij een meisje van 17 aan haar moeder bekent dat ze al een tijdje vrijt. Ze is dolverliefd maar trouwen kan nog niet, want de jongen moet eerst nog naar het leger. Toch – zo leert het refrein – zijn de voorbereidingen al volop begonnen, want ze vindt het “te koud” om alleen te slapen en ze zijn volop aan het sparen voor een huwelijk en … een wieg.
Heel idyllisch en romantisch, maar in de tweede strofe komt het slecht vel van tekstschrijver Tamboer al tevoorschijn: het meisje probeert aan de moeder wijs te maken dat ze echt klaar is voor het huwelijk, want “ik leer al in stilte de slag van de zweep” en “ik zal hem in alles bedriegen, binst dat hij ’t kleintje mag wiegen” . Ook al zijn pleziertjes zal ze hem snel afleren en “van zijne pree krijgt hij nooit gene frank”.
In de derde strofe gaat ze in dezelfde zin voort: ze zal haar mannetje staan en niet bij moeder komen klagen als het eens tegenslaat. Dit allemaal in tegenstelling tot Tamboer zelf, die regelmatig het geld van een optreden had verteerd voor hij thuiskwam.
Als melodie koos Tamboer voor “Speelt het Hoempa-orkest in het straatje”, een populair deuntje van Henri Theunisse (1887-1956), wiens liedjes gezongen werden door Bob Scholte (1902-1983), Max Van Praag (1913-1991) en (later) ook door Johnny Hoes (1917-2011).
De oudste opname van dit lied (na 32′ in het gelinkte radiofragment) is waarschijnlijk van Kees Pruis (1889-1957). We vonden een handgeschreven arrangement door de auteur ondertekend en gedateerd 27 december 1935, niet toevallig de glorie-periode van Tamboer.
Het is een aanstekelijk Walsmelodietje en het zou perfect passen in fanfarebezetting met een tuba als solo … al vond de illustrator van de originele bladmuziek van niet.
Dat mijn lief geen soldaatje moest worden …
Moederken zult gij niet kwaad zijn op mij?
Gij weet het zeker nog niet dat ik vrij.
‘k Heb het zo lange verzwegen,
‘k was van mijn vader verlegen.
‘k Ben wel ne snotneuze van zeventien
maar ‘k heb vanalles al g’hoord en gezien
en als de wereld ne keer zal vergaan
wil ik vanachter niet staan.
Dat mijn lief geen soldaatje moest worden,
morgen was ik al getrouwd.
Veur nog langer allene te slapen
wordt ’t in mijn bed al te koud.
Dat mijn lief geen soldaatje moest worden,
‘k kocht al een wieg voor de klein.
Maar in elk geval, sparen wij toch al,
moeder als dienen dag komen zal,
is het sapperlot, feest hier in ons kot
als ik trouw met die kleine piot.
‘k Leer al in stilte de slag van de zweep
want veur ne vent zijt ge nooit niet te leep:
‘k zal hem in alles bedriegen
binst dat hij ’t kleintje mag wiegen.
‘k Zal hem verleren van roken en drank
veur zijne pree krijgt hij nooit gene frank,
daarmee daar kan hij van ’t front niet meer weg
en moet hij doen wat ik zeg.
Ik zal niet doen zoals menige vrouw
die lopen weer naar hun moeder algauw.
Zij gaan van ’t huwelijk gaan klagen
omdat zij soms krijgen slagen.
Maar als de mijne durft geven ne klop
smijt ik den boterpot naar zijne kop!
‘k Wil ne keer zien als gij zijt niet te dwaas
wie er in huis is den baas.
Partituur * Dat mijn lief geen soldaatje moest worden * | |
1. Dat mijn lief geen soldaatje moest worden
|