De verleider (“De blanke slavin”)
Een 19e eeuwse volkse ballade over een arm maar mooi jong meisje dat door haar rijke werkgever wordt begeerd. Hij probeert haar gunsten te kopen, maar zij gaat er niet op in. De man kan er niet mee lachen en gooit haar op straat. Uiteindelijk vindt ze nergens nog werk en ziet ze geen uitweg meer: ze pleegt zelfmoord.
Adriaan De Weghe vond het in een liedjesschrift van Xaveer De Weghe (gepubliceerd in het “Eregems Liedjesboek”) en die tekst stemt goed overeen met de notities van Willy Lustenhouwer in “Café Chantant”.
Walther Van Riet publiceert dit lied ook – zonder melodie – in “Zo d’ouden zongen” maar geeft het de titel van “De blanke slavin”, wat ik een beetje raar vind want dat was ze nu juist niet.
Maar blijkbaar was dat de titel zoals hij op een 19e eeuw naamloos liedblad stond, zegt Roger Hessel in “De Filosofen van de straat” en hij stelt lakoniek vast : “Jonge vrouwen die de moed hadden om op de avances van hun patroon negatief te reageren, werden zonder pardon de deur gewezen.” Hij noteert er een melodie bij in 2/4 maat voor de strofes en 3/4 voor het refrein maar zegt er helaas niet bij waarop hij zich heeft gebaseerd. Misschien stond er een wijsaanduiding op het liedblad? Wij hebben het nergens teruggevonden.
Lustenhouwer schrijft het hele lied in 3/4 en dat klinkt ook beter in onze oren.
De verleider
Er was een lief en aardig kind
van zestien jaar werd zij bemind,
zij woonde op een zolderkamer,
zij was zo schoon maar toch zo arme.
Hard moest zij werken voor haar brood,
nooit was ze blij, nooit was ze vro,
haar wanhoop was somtijds zo groot
ze sliep ‘s nachts op een zak stro.
REFREIN:
Maar zij was schoon
veel schoner dan een roos.
Men bood haar schatten,
’t1 was om haar bloem t’ontrukken.
Maar zij bleef rein,
als een engel zo schoon,
doch liet voor geld noch goed
haar maagdenbloem niet plukken.
Zij werkte bij een rijke heer
die haar bevond zo lief en teer
Meisje voldoet aan mijne willen
ik zal voldoen al uwe grillen,
‘k geef u een kamer in garnij,
veel schone kleren in satijn,
geld en juwelen in overvloed
al wat uw lusten voldoet.
Maar zij was schoon…
De fabrikant die sprak vol vuur,
en met een hart zo boos en stuur,
als gij mij nog langer laat vragen
zal ik u naar de strate dragen
‘k Zal u ontnemen werk en brood
en in d’ellende en in de nood,
‘k maak dat ge nooit geen werk meer vindt
dat g’uw kost nergens meer wint.
Maar zij was schoon…
Het was nu winter en’t vroor sterk
en d’arme meid was zonder werk,
zij liep de straten in het ronde,
gans uitgeput viel zij ten gronde.
Zij riep: “Ik wil bij moeder zijn,
die mij verlost van smart en pijn.”
Zij sprong in ene watervliet,
van de kommer en’t verdriet
Maar zij was schoon…
Partituur * De verleider * | |
1. instrumentaal
|
1 reactie
XAVEER DE WEGHE was mijn peter.
Ik ben de zoon van Marcel De Weghe ( overleden in 1989)
Mijn peter zong, mijn vader speelde mondharmonica, ik schilder. Google even naar mijn naam.