Jef Klausing in ’t Beertje: Volkskundige almanak voor West-Vlaanderen
“Wanneer we de marktliederen uit het begin der XIXe eeuw nader bekijken, stellen we vast dat er heel wat waren die handelden over moorden, die begaan werden door landlieden op vrouwen die niet langer meer konden – of wilden – zuchten en verlangen als hun lief er niet was, al was het maar om voor drie jaar dienst te doen in het leger.
In de meeste gevallen deserteerde de minnaar om te gaan kijken wat zijn lief zo allemaal uitstak terwijl hij zijn vaderland moest dienen. Vond hij haar met een ander – wat in die tijd ook al geen zeldzaamheid was – dan bleef er voor de ‘horendrager’ slechts 1 middel om zijn eer te redden: zijn sabel trekken en hem tot aan het heft in zijn lief haar buik te planten. In dergelijke gevallen deserteerde de moordenaar uit liefde maar werd hij toch spoedig gevangen genomen en gestraft: opgehangen, onthoofd of gefusileerd, naargelang van de noodzaak van het rijm.