De schepping
Adam en Eva vinden we vele malen terug in de oude volksliedjes. Dit lied is bijvoorbeeld in de Kempen in talrijke varianten teruggevonden, maar onderstaande versie werd in 1977 door Roger Hessel opgetekend bij Acoe Ermenie in Moerkerke.
Het officiële scheppingsverhaal was blijkbaar niet pittig genoeg en had wat extra achtergrondinformatie nodig …
De schepping
Wanneer dat God de wereld had geschapen,
Hij schiep de dieren, ja zelfs ook de apen.
Maar het gedier was niet naar zijne wens
Daarom schiep God Adam de eerste mens
Daarom schiep God Adam de eerste mens
Zo wandeld’ hij door dorpen en door streken,
Hij kon de taal der dieren zelf niet spreken,
maar zijn gemoed riep: “Schepper die ik prijs,
‘k Bevind mij hier alleen in’t paradijs.
‘k Bevind mij hier alleen in’t paradijs.
Deez’ droeve klacht klonk in de scheppers oren
en hij die dacht, ‘k zal Adam wel aanhoren.
Hij zond een slaap hem over als een last,
Hij rekt zich uit en Adam slaapt zo vast.
Hij rekt zich uit en Adam slaapt zo vast
Terwijl Hij sliep is de schepper verschenen;
naderde hem, zachtjes op zijne tenen.
Hij nam met zorg een rib uit Adams lijf,
Hij maakt’ daarvan een allerschoonste wijf.
Hij maakt’ daarvan een allerschoonste wijf.
De schepper die trekt Adam bij de oren,
en Hij die zei: “Dit is voor u geboren.
Hier hebt g’een vrouw gelijk ene vorstin
die is gemaakt tot uwe gezellin”
Die is gemaakt tot uwe gezellin
“En gij Adam, wil Eva steeds beschermen,
en gij Eva, neem Adam in uw ermen,
ge moogt hier zijn voor enen langen tijd;
vervul de wereld, wees gebenedijd.”
Vervul de wereld, wees gebenedijd
Daar lag het paar van liefde steeds te blozen,
beminnen en elkander te liefkozen.
Neemt al mijn ribben weg zo riep de man
en maak er al die schone vrouwen van.
En maak er al die schone vrouwen van
Partituur * De schepping * | |
1. eigen opname 1999
|
4 Commentaren
Er bestaat ook een lied over De schepping op cd gezet door Ut Muziek.
De cd heet Feestmuziek cd 011184 STEREO (1984).
Het lied is door Harrie Franken opgetekend in Valkenswaard.
Die CD hebben we niet maar we vonden sinds de publicatie van “onze” versie van de schepping – ondertussen meer dan 20 jaar geleden – wel een fel gelijkende versie die Harrie Franken publiceerde in “Van Zingen en Speule”, hernomen in de “Kroniek van de Kempen” nr 2. Hij noemt het daar “een variant van een lied dat ik al eerder optekende in Liempde en Luykgestel”. Die optekening stond in het boek “Liederen en dansen uit de Kempen” (MUZ0498 pag. 481) De melodie is eveneens een beetje verwant.
toen onze god de wereld had geschapen
toen schiep hij dieren en hij schiep ook apen
toen waren de dieren in zeer en volle vreugd
en ze waren met dat wonder zeer verheugd
maar daar moest nog een ander schepsel wezen
waarvoor de dieren zouden moeten vrezen
god schiep den mens geheel naar zijnen aard
en het was adam den eerste man op aard
daar stond hij nu al in die vreemde streken
hij had geen mens waartegen hij kon spreken
vervelendheid lag hem op zijn gelaat
hij was wel man maar nergens voor in staat
hij riep o god wil mij gezelschap geven
’t is tot behulp van mijn teers jonkleven
hij viel in slaap en het werd middernacht
wat toen gebeurd is had adam nooit gedacht
den schepper is ja toen bij hem gekomen
en hij heeft een rib uit zijn lichaam genomen
en schiep hem daar een alleraardigst vrouwtje van
’t was tot behulp al van den eerste man
adam ontwaakt’ en hij wist niet wat hij hoorde
een zachte stem die klonk hem in zijn oren
@ eva die riep ach adam hoor eens hier
ik ben geschapen alleen voor uw plezier
die schone vrouw kon hem zeer goed vermaken
ze leerde hem van alle vreemde zaken
adam die riep zo riep hij overluid
neemt al mijn ribben en maak er vrouwtjes uit
In zijn boek “Liederen en dansen uit de Kempen” (MUZ0498 pag. 472) publiceert Harrie Franken een lied over de schepping dat gezongen wordt op de melodie van “Dokter Grijzenbaard” en ook inhoudelijk verschilt het wezenlijk van de hierboven beschreven versie
adam lag op zek’re keer
wiedewiedewiet van bom
in’t paradijs al slapend neer
wiedewiedewiet van bom
en ziet in bitter weinig tijd
was hij een grote ribbe kwijt
gloria victoria
wiedewiedewiet van bom sasa
gloria victoria
wiedewiedewiet van bom
2 en toen zijn dutje was gedaan
ziet hij opeens zijn eva staan
ze lachte hem zo vriend’lijk toe
en adam was zo blij te moe
3 ze leefden saam in rust en vree
zij was zo goedig en gedwee
en wat haar ventje ook maar wou
dat gaf zij toe die lieve vrouw
4 wordt thans dit mens nog zo geëerd
welnee het blaadje is gekeerd
hij is zoals het heden gaat
slechts baas in naam maar niet in daad
5 toch zijn die eva’s heel wat waard
ze brengen vreugd’ op deze aard
ter ere van de dames dan
hiep hiep hoera zij leven lang
Volgens Jaap Kunst in “Terschellinger Volksleven” (Den Haag, 1937) die het “Een liedje van Adam en Eva” noemt (MUZ1013, lied nr 33, pag. 135-136) komt het lied vermoedelijk uit Duitsland, meer bepaald uit Niederlausitz waar het mondeling werd overgeleverd.
In Saksen stond het in een liedjesschrift van 1830 als volgt:
Als der liebe Gott die Welt erschaffen
da schuf er Vögel Rindvieh und auch Affen.
Und mitten in die große Welt
hat er den Adam ganz alleine hingestellt
als nun dieser ist allein geblieben
folglich keinen Handel hat getrieben
sagt, womit vertrieb er sich die Zeit?
Das verschweigt des Sängers Höflichkeit
Als die Langeweil den Adam plagte
kam der liebe Gott zu ihm und sagte:
Es ist nicht gut, wenn Menschen so allein
ich will mit einer hübschen Gattin dich erfreuen.
Eine Gattin, ei nun meinetwegen
wenn ihr wollt könnt ihr mir eine geben
sagt, ob sich der Schelm darauf gefreut?
Das verschweigt des Sängers Höflichkeit
Als nun Adam schlief, ist Gott gekommen
hat eine Rippe ihm aus seinem Leib genommen
und hat sich gar nicht lang darauf bedacht
und hat ein kleines hübsches Weib daraus gemacht.
Als der Adam dann vom Schlaf erwachte
und die Eva freundlich ihn anlachte.
sagt, ob seine Ripp‘ ihn noch gefreut?
Das verschweigt des Sängers Höflichkeit
Als nun der liebe Gott den Adam fragte
ob ihm seine Eva auch behagte
sprach er: „Nehmt mir alle Rippen raus
Herr, und mach mir lauter Weibchen draus.
ob der liebe Gott ihm das verdachte
da ihn eine schon so glücklich machte
sagt mir, welcher Meinung ihr wohl seid
Das verschweigt des Sängers Höflichkeit
Beide konnten sich im Glück nicht finden
denn da draussen standen alle Sünden
Adam selbst verdarb den ganzen Spaß
als er von verbotenen Früchten aß
Drum ihr Freunde, folget meinen Lehren
laßt von keiner Schöne euch betören
Selbst wenn die Schönste euch einen Apfel beut‘
so schlagt ihn aus aus lauter Höflichkeit