Julien De Wolf vertelt (2)
uit “Mededelingen van de Heemkundige Kring van Mere”, Jg. VII nr 4 – oktober 1967
Het was van broeder Jef dat ik vele liederen kreeg afkomstig van een zekere Jacobs uit Nederland, uitgegeven in de jaren 1897 en ook in Aalst reeds verspreid. Jacobs was dichter en cabaretzanger die in Parijs veel ophef heeft gemaakt en van wie men de laatste winter nog heeft gesproken in de televisie.
In het jaar 1933 kreeg ik het bezoek van Remi De Smet van Erpe, beter gekend onder de naam Remi Gazet; hij woont nu in mijn ouderlijke woning op de Kraainest te Erpe. Remi was een goede accordeonist en begon links en rechts als volkszanger op te treden met zijn echtgenote en later met zijn dochter die, zo goed als ’t kon, de liedjes zongen. Intussen echter zocht hij een goede zanger en ik was akkoord om samen met hem op te treden. We zouden de liedjes samen kiezen, laten drukken en ook de teksten op actuele gebeurtenissen wel samen maken. Zo begon onze samenwerking.
Intussen echter was ik nog van de partij op verschillende trouwfeesten, meestal met Louis De Sadeleer die thans boven het klooster woont te Mere. Ik bekwam ook nog de tweede plaats in het Songfestival van Vlaanderen te Gent.
Een grote triomf te Asse.
Er was te Asse in die tijd een moord gepleegd en natuurlijk werd er een liedje op gemaakt op de zangwijze: «Fijn aan de Rijn», een Duits succeslied. Remi en ik waren op post na de eerste mis te Asse-ter-Heide en ’t was daar overrompelend!
Vervolgens zakten we af naar Asse. Toen we daar aankwamen stond er reeds een denderend orkest opgesteld met vijf Brusselaars‚ verder Lionel Bauwens, bijgenaamd Tamboer, uit Eeklo, de gezusters Van der Plancken uit Gent, Jacobs eveneens uit Gent en Edward De Groot uit Erembodegem. Wij waren dus de zevende groep zangers, ge moet niet vragen wat het daar was!
De mis was gedaan, iedereen wou beginnen en volk trekken en uit de handluidsprekers steeg een alles overdonderend geraas en geroep. Nu nog spreken de mensen van Asse van die zondag! Maar ge moogt me nu geloven of niet, of vraag het maar gerust aan Remiken, binnen de vijftien minuten zongen we daar gans de troep in een café; al onze concurrenten dropen af. We verkochten daar zo maar 210 liedjes na die mis.
Toen het volk dan weg was, kwam Tamboer Bauwens ons vragen om weg te gaan naar een nabijgelegen dorp. Remiken antwoordde: N…een‚ neen! Tamboer, g’ hebt gij lang genoeg met mij gelachen en mijne zanger zal u na de volgende mis allemaal naar huis zingen !». Er ontstond daar een heel geharrewar; ’t volk dat er nog was stond hartelijk te lachen en zelfs de champetter van Asse lachte zo geweldig dat ge haast een brood in zijn mond kont steken. Het was een van de schoonste successen uit het begin van onze samenwerking.