Het lied van de kletskop
Van Jan De Baets (1866-1953) hebben we al een aantal liederen op deze site besproken:
maar de man heeft er nog heel wat andere uit zijn mouw geschud. Zelf bracht hij ze niet op straat, hij was een podium-man, hetzij in een café-chantant, hetzij in een theater. Bij de meeste van zijn liedjes hoort een aangepaste kostumering en af en toe wordt de zang onderbroken door een verklarende voordracht of een hele sketch. Hij was voor de Brusselaars wat zijn tijdgenoot Frans Lamoen (1876-1954) was voor de Antwerpenaars.
We vonden de tekst oorspronkelijk in een liedjesschrift van Florentine Sterckx (1892-1974) uit Leefdaal die het circa 1930 opschreef van een onbekende bron, zonder opgave van de zangwijze. De tekst gaat zichtbaar regelmatig de mist in.
Die onbekende bron zou een Leuvense marktzanger kunnen zijn, we vonden een liedblad ondertekend door M.E. Charpentier, Leuven dat eveneens besmet is met verkeerd begrepen Brusselse uitdrukkingen.
Een melodie vonden we zoals zo dikwijls in “De geschiedenis van het Café-Chantant”, een boek van Willy Lustenhouwer.
Een Antwerpse versie – afwijkende tekst, maar gelijkaardig procédé – vonden we op YouTube in één van de animatiefilmpjes van doelie5457
Een “kletskop” is gekend in vrijwel alle dialecten en de betekenis ervan spreekt voor zich als u de straatlied versie kent van de beroemde aria uit Carmen van Bizet:
“Toreador, op ne kletskop stoa gien hoar, Toreador, Toreador”
(Stierevechter, op een kaalkop staat geen haar)
U merkt het, het rijmt alleen in het dialect. Dat is ook het geval in deze en andere teksten van Jan De Baets, die bovendien in het Brussels zijn gesteld = doorspekt met franse woorden of zinswendingen.
Voorbeeldje zonder Frans: (laatste zin van de eerste strofe)
En toch zeg ik zo dikwijls aan mijn vrouw:
ik wou dat ik een kaalkop had.
In het dialect:
En toch zeg ik zoe dikkes oan main vraa:
ik wa dakik ne kletskop a.
In het lied verhaalt De Baets waarom niet de kale man het voorwerp moet zijn van spot, neen, het is precies omgekeerd: een kale kop heeft niets dan voordelen! Zelf heeft hij volgens de eerste strofe een weelderige haardos, en in de tweede strofe laat hij uitschijnen dat kaalhoofdigen meestal zwemmen in het geld. Daarna komen andere voordelen: je hebt geen kapper of kam meer nodig, het geeft je een streng en voornaam uiterlijk en als klap op de vuurpijl: een blinkende kletskop weerkaatst het licht…
We hebben de tekst gereconstrueerd aan de hand van de gevonden versies en de verkeerd begrepen uitdrukkingen verbeterd. De originele tekst van De Baets is niet in ons bezit; ik ben benieuwd als we die ooit vinden hoe correct onze veronderstellingen zijn!
Het lied van de kletskop
Ik ben de vijand van het haar,
ge ziet als da’k nooit niks verstop,
en ’t geen da’k ale zeg is waar:
‘k verwens het lest’ haar van de kop.
Pertang, bij mij mankeert er niet,
‘k ben goe gevuld lak as ge ziet,
en toch zeg ik zo dikwijls aan mijn vra:
‘k za willen da’k ne kletskop a,
en toch zeg ik zo dikwijls aan mijn vra:
‘k za willen da’k ne kletskop a!
Als ik na toch ne kletskop a,
ene zo bloot as maine knie,
en daar nog duzend frangskes ba,
‘k dei niks ne mie ge zaat het zien
Ik reid alle dagen per koesj
al zonder hoed of zonder moesj
omdat iedereen zjaloes zeggen za:
‘k za willen da’k ne kletskop a,
omdat iedereen zjaloes zeggen za:
‘k za willen da’k ne kletskop a!
‘k Veracht het haar, ’t zij zwart of blond,
niks beiter as nen bloeten kop.
Da mokt ne mens goed en gezond,
en daar zit gien vuilighaad op.
Ne kletskop, ja, dat es profijt,
ge spaart ne kam en ge spaart tijd
en het haar snaien spaarde er nog ba,
‘k za willen da’k ne kletskop a,
en het haar snaien spaarde er nog ba,
‘k za willen da’k ne kletskop a.
Ne kletskop da geft a een air,
iet chiquer da bestaat er niet.
Op den theater, de parterre,
het is al kletskop dat ge ziet.
Beziet den heer, die ginder zit,
is da ni proper en ni wit?
En als ik zo nen heer zien staan voor ma,
‘k zou willen da’k zijne kletskop a,
En als ik zo nen heer zien staan voor ma,
‘k zou willen da’k zijne kletskop a!
‘k Hem d’universitaat gedaan,
ik he’m er drei jaar gestudeird,
dat er haar op ne kop moet staan,
‘k hem niks gevonden dat ’t proeveirt.
’t Es giene zwans as k’hale zeg:
ne kletskop jaagt den doenker weg!
’t Was zonder lampe eive kleir as na
as eder ee ne kletskop a,
’t Was zonder lampe eive kleir as na
as eder ee ne kletskop a!
Partituur * Het lied van de Kletskop * | |
1. instrumentaal
|
4 Commentaren
Ondertussen is de originele tekst van De Baets wel in ons bezit. Hij is te vinden als ” Ik zou willen da’k ne klijchkop hà ! ” in “Chansonetten en Monologen”, 5e serie, uitgeverij E. Lelong, niet gedateerd (circa 1935) en in “De Cahiers van het Brussels Dialect”, 1996, nummer 2, uitgegeven door de Academie van het Brussels als ” ‘k Wâ da’k ne klachkop hâ”.
Ik ben ne vijand van het hoer!
Ge ziet as da ‘k nuut niks en stop,
En, ’t geen da ‘k hijle zeg ès woer:
‘k Verwens het lest hoer van de kop! …
Pertang, bij mâ mankêer het niet,
Hij ’s wel gevuld, lak da ge ziet,
Mo ‘k zeg zou dikkels oen mijn vrâ:
“‘k Zâ wille da ‘k ne klachkop ha!”
Ne klachkop geeft a ’n air sévèr’,
Dabord, da dèfigurée niet,
In ’t thèoeter op de parterr’,
Zijn ’t al klachkoppe da ge ziet …
Exempel, dâan hier dee doe zit,
Es da ni prop’r, ès da ni wit?
As ek zoe ne kop zien veu mâ
Zâ ‘k wille da ‘k ne klachkop hâ! …
Want, tenez, da’k zoe ne kop hâ
Zonder hoer, zoe bluut as ne knien.
En doer honderd deuzend frank bâ,
‘k Dêe niks nemi, ge zotch het zien …
Ik rei allen doege par koech,
Zonder hoed oen, of zonder moech,
Omdat eederien zegge zâ:
” Ik wa da ‘k zijne klachkop hâ! ”
‘k Verwens het hoer zeg ‘k, zweut of blond,
Niks beter as ‘nen bluute kop,
Dat allien mokt de mensch gezond
Want doe zit gien … voeilegheid op …
Doebâ, ne klachkop ès profijt,
Ge spoert ne kam en ge spoert tijd,
En ’t hoersnije spoerd er nog bâ..
Wel ik wâ da’k ne klachkop hâ!
‘k Hem d’Universiteid gedoen,
En ‘k hem doe dra joer g’étudiêed
Of da ’t hoer op de kop moe stoen,
‘k Hem niks gevonne dee ’t proevêed …
’t Es dus gien blâgu’ as ‘k hijlie zeg:
” Ne klachkop joegt den doenker weg “.
’t Was zonder licht, zoe klêer as na,
Dat eed’rien hêe ne klachkop ha!”
In september 1901 werden in Brussel de allereerste grammofoon platen voor België opgenomen op het Berliner label. Het hier besproken lied werd opgenomen door Jan Willekens in het Brussels dialect.
Volgens http://www.musiktiteldb.de heeft Jan Willekens in 1905-1906 een hele reeks plaatopnamen gemaakt voor het label Odeon. Bij enkele titels staat expliciet Jan De Baets als auteur vermeld, bij andere niet, hoewel we ze aantreffen in de boekjes “Chansonetten en Monologen”. Van De Baets zelf zijn ons geen plaatopnames bekend, maar we kunnen hieruit voorzichtig besluiten dat de partituurboekjes met liederen van De Baets en ongedateerd uitgegeven bij Ed. Lelong wel eens van rond 1900 zouden kunnen dateren. De Baets was toen 34 jaar.
Ik geloof dat Johan gelijk heeft. Jan De Baets heeft de meeste van zijn liederen gemaakt omstreeks 1900. Een jaar later beginnen al de opnames door Jan Willekens, acteur van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel, op de labels Berliner Gramophone, Favorite Records, Gloria Record, Edison Records, Odeon en Pathé. cf. de verzameling van Henk Gloudemans, waarvan sommige te beluisteren zijn op YouTube. ‘Chansonnetten en Monologen’ moet uit die periode dateren. Daarin zitten nummers die Willekens op hetzelfde moment op plaat zet. Bovendien zijn de partituren gedrukt bij de Nationale Muziekdrukkerij (van E. Lelong). Welnu van de Nationale Muziekdrukkerij zijn geen uitgaven bekend na 1904! Daarna publiceerde E. Lelong onder zijn eigen naam. Op de partituren van omstreeks 1900 staat een jonge De Baets, een dertiger. Op de tweede uitgave van ‘Chansonnetten en Monologen’ door E. Lelong van het midden van de jaren dertig staat een oudere Jan De Baets, inderdaad een zestiger.